Ik weet niet of het in de grote stad ook zo ging maar bij ons in het dorp kwam vroeger op de lagere school een busje langs met martelapparatuur. En we moesten zelfs helpen met uitladen en naar het martelkamertje brengen. Stuk voor stuk werden we dan opgeroepen en moesten we de 6 treden op naar het kamertje van “de beul”. Er was geen ontkomen aan.
Ga maar zitten hoor, dan zullen we eens kijken wat voor puinhoop al dat snoep heeft aangericht. Ik hoor de woorden nog nagalmen in mijn hoofd. Eerst met een spiegeltje de gaatjes zoeken en al ras ging dan het gas op de lolly. Zijn boormachine bestond uit diverse armen met snaren die uiteindelijk een klein boortje aandreven. Iiiiiiiiiiiiiii, nou ja, je kent het geluid wel. De jaren na de lagere school werd zijn taak overgenomen door een tandarts met wat modernere apparatuur.
Zo rond mijn 21e zat er een tandarts in opleiding in mijn vriendengroep. “Theo”, zei hij, “kom eens langs bij ons. Wij kunnen tegenwoordig röntgenfoto’s maken van de tanden, zie je elk gaatje en zwak plekje. Heel modern”. Zo gezegd, zo gedaan en met de foto’s ging ik terug naar mijn tandarts. “Zo” zei hij. “jij durft. Hier gaan we eens mooi mee aan de slag”. Nou, dat was niet in een stief kwartiertje gepiept maar het werd wel vakwerk. Bijkomend voordeel was wel dat ik nooit meer met lood in de schoenen naar de tandarts ging.
Na 45 jaar is de laatste oude vulling vervangen door een moderne witte, lig ik op een comfortabele behandelstoel en wordt het voorwerk gedaan door een vrolijk babbelende mondhygiëniste bij de halfjaarlijkse controle. Nu is het een heel ander verhaal maar toen zat de schrik er goed in.
Maak jouw eigen website met JouwWeb