Ik moest laatst denken aan de hobby van mijn vader. Hij “hield” kanaries. Wat doe je dan eigenlijk? Verzamel je ze dan? Lastig te vatten in woorden maar als je het een beetje voor je ziet dan begrijp je het. Hij maakte een aantal mooie kooitjes, kocht het beste zangzaad, kregen de beste plek in de serre van de “mooie kamer” en in de winter bleef de kachel gewoon aan. Het zijn tenslotte vogeltjes die verwend moeten worden.

Als je dan ‘s avonds thuis komt en je wordt verwelkomd met een luid gekwetter, dan begin je weer met goede moed de juiste zangkoppeltjes bij elkaar te zetten. Je wilt tenslotte een keer een prijsje winnen bij de plaatselijke vogelvereniging. De naam daarvan ben ik even kwijt. Jaren hebben ze een prominente plaats ingenomen in de serre maar uiteindelijk hebben ze het af moeten leggen tegen de Faller racebanen. Als opgroeiende kinderen hadden we niet zo veel met de geur, stof en ruimte die ze innamen, en ik denk dat ze uiteindelijk ook te weinig prijzen gewonnen hebben.

Mijn vader bouwde een mooie grote volière achter het huis waar ze hun gang konden gaan. Er kwamen wat vinken bij, wat kwartels, een paar parkieten en wat ander onbestemd gekleurd spul. Ze hoefden geen prijzen meer te winnen, er stond geen kachel meer bij en het zangzaad werd ook vervangen door gewoon vogelzaad. Toch beleefde hij nog veel plezier aan het voeren en zeker als er een paar op zijn arm of hoed gingen zitten. Na verloop van tijd werden het er steeds minder en uiteindelijk werd het een opslagplaats van het glas van zijn tuinkastje.

Kanaries, tropisch en parkieten, ik weet het weer, de vereniging heet Kantropa maar ik weet niet of dat de juiste insteek is.