Al jaren hebben we de familie duif, vink en mus op bezoek in onze tuin. Allemaal gek op onze broodkruimels, vetbollen en zaden. Deze hangen natuurlijk op een kat-onvriendelijk hoogte anders zouden we hun voedselketen wel heel erg makkelijk voor ze maken.
Naarmate de winter terrein verliest aan de lente hangen we ook minder bollen in de boom. Maar, we maken de voorraad wel op dus de diverse vogelfamilies kwetteren ons nog wel even vrolijk wakker tegen een uur of 6. Vooral een koppeltje tortelduiven is al bijna kind aan huis. Letterlijk zelfs want ze blijven al zitten als we de achterdeur open maken. Ze schuiven hooguit een metertje achteruit. De mussen daarentegen vliegen het liefst met de hele familie tegelijk de boom in en vechten elkaar de tent uit. Die zijn echter op slag weg als we de achterdeur open maken, ze lijken meer op de familie schijtlijster.
Lekker genietend van een pilsje en de voorjaarszon in de tuin op mijn verjaardagsfeestje, kwam het gesprek op onze vrienden de vogels. Uit betrouwbare bron, mijn zwager, hebben we vernomen dat de echte vogelaar wel 100 vogelsoorten uit elkaar kan houden. Niet alleen de Europese maar ook de Afrikaanse, Aziatische en zuid Amerikaanse tjiftjaf, roepie-roepie, poelifinario of Brahmi. Uit dezelfde betrouwbare bron, mijn zwager dus, leerden we dat hetzelfde vogeltje in de lente anders piept of fluit dan in de zomer, herfst of winter. Ok, dat konden we nog wel geloven. Toen werd het spannend, hoe ver reikte zijn kennis? Hij schraapte zijn keel en sprak de gevleugelde woorden: “Ja, het is zelfs zo dat een mus uit Wijchen een heel ander dialect tjilpt dan een mus uit Venlo”.
Een lachsalvo verder zoeken we het op. Het schijnt te kloppen maar we hebben er weer een mooie anekdote bij in de familie met dank aan zwager Eef.
Maak jouw eigen website met JouwWeb