Het is juli 1977. Mijn jongenshart bloedt nog na door het afscheid van mijn jeugdliefde en de vierdaagse is volop bezig. Zelf loop ik (nog) niet mee maar ook van kroeg naar kroeg lopen vergt toch ook wel wat van mijn uithoudingsvermogen. Het is vrijdagavond en ik weet dat mijn beste vriend in de Pet zit, toen de op een na leukste kroeg van Nijmegen vond ik. Mijn jongenshart hing nog rond in de leukste kroeg waar ik mijn jeugdliefde leerde kennen, het Biervliegje.
Met wat Lentse gasten loop ik door de Molenstraat en passeer de Pet waar een uitsmijter de zaak nauwlettend in de gaten houdt. Ik twijfel, doorlopen of niet? Ik besluit naar binnen te gaan en mijn vriend op te zoeken. Uiteindelijk vind ik hem en hij stelt me voor aan een jonge dame die ik alleen nog maar ken uit verhalen van hem en zijn vriendin. Ze zijn vriendinnen en in opleiding voor verpleegkundige. Nou, dat kon mijn gebroken jongenshart wel gebruiken.
Het wordt gezellig en ik blijf hangen totdat ineens de hele zaak in rep en roer is. Er wordt gevochten buiten op straat en er wordt geschoten voor de deur. Iedereen wordt naar achter gedirigeerd en er hangt een gespannen sfeer. Dan moeten we de Pet verlaten via de achteruitgang die in het Vlaamse gas uitkomt. Maar, haar jas hangt nog aan een kapstok ergens halfweg. Ik trek de stoute schoenen aan en wurm me tegen de stroom in naar haar spullen en kom als haar grote held weer tevoorschijn.
We spreken de volgende dag weer af en ik haal haar op mijn fietsje op na haar avonddienst bij het Canisius. Nog zie ik haar aan komen lopen in haar witte uniform door die lange gang met hoge ramen. We zakken af naar de binnenstad en het blijft nog lang gezellig.
Inmiddels zijn we meer dan 43 jaar getrouwd en gaat ze binnenkort afscheid nemen van haar baan als kinderverpleegkundige bij het Radboud. Hoe trots kun je zijn op je vrouw, nou, heel trots.
Maak jouw eigen website met JouwWeb